Poëzie op Leidse muren

Er zijn ruim 120 muurgedichten te vinden in Leiden: op woningen en gebouwen, midden in het centrum en in de buitenwijken. De gedichten zijn in de meest exotische talen en schriften geschreven. Ze springen best in het oog, maar veel mensen lopen er gewoon voorbij. Ik hielp een paar jaar geleden mee om deze muurgedichten te onderzoeken. Wat is de achtergrond van de dichter? Wat wil de dichter met zijn of haar gedicht zeggen? Welke factoren zijn van invloed geweest op het schrijven van dit gedicht?

Er zijn verschillende routes samengesteld die je langs een bepaalde selectie muurgedichten leidt. Zo heb je de route ‘Voor 1880’, ‘ Vreemde schriften’ en ‘Vrijheid’. Het is echt de moeite waard om er eens langs te lopen! Op de site van Muurgedichten kun je deze routes vinden. Ook kun je hier de vertaling van het gedicht en achtergrondinformatie vinden.

Hieronder vind je een kleine selectie van deze muurgedichten. Dit zijn de gedichten die ik heb onderzocht.

Ode to joy – Chris Abani

Chris Abani, Nigeriaans dichter en schrijver, tovert met taal om zijn stem te laten horen. Zijn gedichten werden hem niet in dank afgenomen, meerdere keren belandde hij ervoor in de gevangenis. Daar werd hij mishandeld en zag hij mensen op gruwelijke wijze gemarteld worden. In Ode to joy vertelt hij het verhaal van een 14-jarige jongen die op een verschrikkelijke manier aan zijn eind komt: vastgespijkerd aan zijn genitaliën bloedt hij na drie dagen dood.

Jurai – Nora Kalna

Hoe laat je je stem horen in een onderdrukkend politiek systeem? In Sowjet-Letland was poëzie soms politiek. Zoals in dit gedicht, waarin Nora Kalna zich afvraagt waarom de Oostzee zo veel vrijheden geniet die de mensen moeten missen.

Papel – Carlos Drummond de Andrade

Carlos Drummond de Andrade schreef in 1973 het gedicht ‘Papier’, waarmee hij zijn frustraties lijkt te uiten op de bestuurlijke situatie in Brazilië in de rumoerige jaren tussen 1964 en 1985. Brazilië is na een staatsgreep een militaire dictatuur geworden en de democratie is ver te zoeken. In dit gedicht vergelijkt hij de grondwet, die gedeeltelijk was afgeschaft, met een simpel stukje papier zonder waarde. Hij uit hiermee kritiek op de stand van zaken, net als andere dichters en schrijvers in zijn tijd. Hoe kan zoiets belangrijks als een grondwet zomaar worden weggegooid? En hoe kwetsbaar is een stuk papier?

Bi blueri buruz (1969) – Ibon Sarasola

Bi Blueri Buruz is een muzikale ode aan het Baskisch. Sarasola combineert zijn passie voor muziek met de wens de Baskische taal meer op de kaart te zetten. Wie in 1969 naar de status van het Baskisch keek, kreeg snel de blues: onderwijs in die taal was verboden, publicaties werden ontmoedigd. Sarasolas blues is gericht op de toekomst. Die zou hij zelf mede vormgeven: zijn jarenlange inspanningen droegen bij aan herwaardering van deze taal.

Bajdary (1826) – Adam Mickiewicz

Adam Mickiewicz was de grootste en bekendste Poolse dichter van de negentiende eeuw. Hij werd in 1798 geboren in huidig Wit-Rusland, wat toen Litouwen was. Tot het eind van de achttiende eeuw waren Litouwen en Polen samengevoegd tot de Pools-Litouwse adelsrepubliek. In 1795 kwam het oorspronkelijke Litouwen onder Russisch bestuur. Mickiewicz was fel tegen de Russen en kwam in actie voor een zelfstandig Litouwen. Hij nam als student aan de Universiteit van Vilnius deel aan verschillende geheime patriottische studentenbewegingen. Hij werd hiervoor opgepakt en werd verbannen naar Rusland. Hij kon niet meer naar zijn geliefde Litouwen terug. Toen hij in 1892 een Russisch paspoort kreeg kon hij naar Duitsland reizen, waar de novemberopstanden toen plaatsvonden, en later naar Parijs, waar hij een revolutie in gang wilde zetten. Dit mislukte. Tijdens de Krimoorlog in 1853 probeerde hij een legioen op te zetten om de Russen te verdrijven, maar hij overleed in 1855 aan cholera. 

Mickiewicz schreef verschillende dichtbundels over zijn tijd in ballingschap en de wil om terug te keren naar Litouwen. Het gedicht ‘Bajdary’ komt uit de zogenoemde krimsonnetten en vertelt het verhaal van een man die een dag op zijn paard springt en naar een klif wil rijden om opgeslokt te worden door de golven in de zee. Hij probeert een manier te vinden om te ontsnappen aan alle gedachtes over het thuisland. Dit lukt, totdat hij ‘wakker wordt’ uit zijn dronkenschap en weer herinnerd wordt aan de landschappen van De Krim. 

Kawa mata wa shu (1966) – Seiichi Niikuni

Seiichi Niikuni was een Japanse dichter uit de 19e eeuw die in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog begon met dichten. Beïnvloed door het opkomende modernisme, waarin afgezet werd tegen ‘wat hoort’, begon hij met het maken van concrete poëzie. Bij deze poëzievorm ging het niet zozeer om de betekenis (de semantische waarde) van het gedicht, maar over de vorm en structuur. Niikuni was de eerste die hiermee ging experimenteren en hij wekte interesse bij andere dichters uit zijn tijd. Zijn gedichten waren vaak vormgegeven als een figuur: een figuur dat het onderwerp van het gedicht uitbeeldt. Zo maakte hij een gedicht ‘Rain’, dat uit allemaal (kanji)tekens bestond die samen een regenbui moesten voorstellen. Rivier/Zandbank was ook een voorbeeld van deze figuurpoëzie. Het gedicht beeldt het water van een rivier uit dat in een rechte lijn tegen de kust, de zandbank komt. Hiermee zette hij de kijker en mededichters aan het denken: hoe dun is de scheidingslijn tussen beeldende kunst en poëzie? Hij liet zien hoe taal en letters niet alleen een inhoudelijke betekenis hebben, maar ook iets kunnen uitbeelden, zoals een figuur of een ritme. Na zijn dood raakte hij en deze vorm van poëzie in de vergetelheid.

Meer informatie vind je op de website van Muurgedichten.